Dieren Noordzee

  • AFDRUKKEN
  • VERSTUREN

Dieren, die leven in en aan de Noordzee in Nederland

De Noordzee is een randzee van de Atlantische Oceaan in het noordwesten van Europa, met een gemiddelde diepte van 94 meter. Ten zuiden van de Doggersbank bedraagt de diepte doorgaans minder dan 50 meter.

De zee wordt aan drie zijden door land begrensd en opent zich trechtervormig naar de Noordoostelijke Atlantische Oceaan. In een straal van 150 kilometer van de kusten leven 80 miljoen mensen. De Noordzee is een belangrijke schakel in scheepsroutes en dient als verbinding tussen Europa en de andere wereldmarkten. Daarnaast zijn er nog vele veerverbindingen tussen de landen rond de Noordzee. De zuidelijke Noordzee is, samen met het aangrenzende Kanaal, de drukst bevaren scheepsvaartregio ter wereld. In de zeebodem bevinden zich grote aardolie- en aardgasreserves, die sinds de jaren 70 van de 20e eeuw grootschalig geëxploiteerd worden. Commerciële visserij heeft het visbestand van de zee in de laatste decennia verminderd. Milieuproblemen zijn ontstaan door de zeevaart en doordat de vervuilde rivieren van Europa uitmonden net ten zuiden van de Oostzee.

De huidige Noordzee is geologisch gezien een jonge zee, die ontstond nadat aan het einde van de laatste ijstijd (ongeveer 11.000 jaar geleden) het zeeniveau begon te stijgen. In de ondergrond onder het Noordzeebekken liggen echter gesteenten en structuren die het gevolg zijn van geologische processen tijdens de laatste 350 miljoen jaar. Sinds halverwege het Tertiair (de laatste 20 miljoen jaar) is de tektonische daling van het Noordzeebekken vergelijkbaar met nu. De ligging van bodemdalingsgebieden ten opzichte van nauwelijks dalende gebieden langs de bekkenrand bepaalt de grootte van de Noordzee bij wisselende zeespiegelhoogte.

De huidige Noordzeegrootte is enige duizenden jaren na het einde van de laatste IJstijd bereikt. Het is een stadium met relatief hoge zeespiegelstand.

Tot zo'n 6.000 jaar geleden was er sprake van zeespiegelstijging naar min of meer (± 1 meter) de huidige stand. Doordat de Noordzeebodem zakt, stijgt de zeespiegel relatief nog steeds. Over de laatste 6.000 Jaar in totaal zo'n 5 meter, waarvan ongeveer 50 centimeter in de laatste 1000 jaar. In de laatste anderhalve eeuw is de zeespiegelstijging ongeveer 20 tot 25 centimeter.

De Noordzee is een opdiepe zee, waar veel dieren leven: veel vissen maar ook andere dieren.

Voorbeelden van dieren die dicht tegen de kust leven, zijn:

Weekdieren.

Dit zijn beesten zonder skelet. Dat is bijvoorbeeld de slak. De meest voorkomende slak in de Noordzee is de Wulk.

Kwal

De Inktvis is ook een weekdier. De zeekat is de enige inktvissoort in de Noordzee. De zeekat heeft een grote harde plaat op zijn rug. Deze plaat vind je vaak langs de zee op het strand en heet schuim of sepia. Kanaries en parkieten vinden het lekker om te eten en hun snavel aan te scherpen. Deze platen kun je in elke dierenwinkel kopen. Schelpdieren zijn ook weekdieren. De strandschelp komt het meest voor. Ook mosselen, kokkels, kreukels, oesters, boormossel zijn schelpen die veel langs het strand te vinden zijn. In de bodem van de zee en op het strand dat wordt beïnvloed door eb en vloed leven ook dieren. Zeewormen en zagers zijn wormen die in de bodem leven. Het kleinste kwalletje ter wereld is het zeedruifje. Een grotere soort is de kompaskwal.

Anemonen zie er uit als planten maar zijn ook weekdieren. Anemonen zetten zich vast op bv. een mossel of een steen.

Heremietkreeft.

Strandkrab, Noordzee krab, wolhandkrab, zwemkrab, kreeft, garnaal, heremietkreeft en steurkrab leven ook in de Noordzee.

Gezaagde steurkrab

Er leven veel soorten kreeftachtigen in zee, maar ze komen ook voor in het zoete water en op het land. Ze komen in alle zeeën ter wereld voor. Tot de kreeftachtigen behoren bijvoorbeeld de roeipootkreeftjes uit het plankton, pissebedden, zeepokken, garnalen, kreeften en krabben. Kreeftachtigen moeten regelmatig vervellen om te kunnen groeien omdat ze een uitwendig skelet van harde chitine of kalk hebben, dat niet meegroeit. Als ze uit hun oude pantser zijn gekropen is het nieuwe eerst nog niet hard. Dan zijn ze heel kwetsbaar.

Zeenaald

Twee soorten zeenaalden, de grote (tot 50 centimeter) en de kleine zeenaald (tot 20 centimeter), komen algemeen voor in de getijdengebieden en het kustwater. De grote is iets algemener en komt meer voor in de diepere geulen van getijdengebieden. Zeenaalden leven vooral tussen wieren en zeegras en kunnen dan ook vaak gevonden worden in poeltjes op begroeide zeedijken en strekdammen. Ze eten kleine kreeftachtigen en vislarven, die ze in hun bekje naar binnen zuigen. Zeenaalden doen aan broedzorg: de mannetjes dragen de eieren en larven (in juni en juli) met zich mee in een broedbuidel.

Vissen die boven in het water leven

In de Noordzee leven ongeveer 200 vissoorten. Vissen die boven in het water leven: haring, zeebaars, makreel en geep. Deze vissen leven allemaal in groepen. Vissen die leven op de zeebodem: kabeljauw en schelvis (1 tot 1,5 meter lang) zwemmen in scholen over de bodem. Ze eten bijvoorbeeld veel krabben.

platvis
Vissen die zich kunnen verschuilen onder het zand van de zeebodem: platvissen. Als ze uit hun eitje komen lijken ze nog op gewone vissen. Maar dat verandert snel en ze worden plat. Voorbeelden zijn: schol, tong, schar en tarbot.

Spons

Sponzen zijn bijzonder eenvoudig gebouwde dieren. Ze hebben geen echte organen, spieren en zenuwen. Sponzen leven onder water, meestal vastgehecht op een stevige ondergrond en kunnen uit zichzelf niet bewegen. Ze filteren hun voedsel en zuurstof uit het zeewater, dat ze door talloze gaatjes naar binnen zuigen.

De enige spons, die je levend op Texel kunt vinden, is de broodspons, waarvan hierboven een foto staat. Je vindt hem op steigers in de jachthaven en aan dijkvoeten onder de laagwaterlijn. Soms vind je op het strand oude oesters en andere schelpen met gaatjes van de boorspons.

De vorm van de spons hangt af van de plek waar hij leeft. Een spons die midden in de branding op een rots groeit, waar de golven tegenaan beuken, ligt plat over de ondergrond. De golven rollen dan over de spons heen, waardoor ze weinig schade kunnen aanrichten. Als een spons van dezelfde soort in een beschutte omgeving leeft, dan kan hij allerlei vertakkingen en uitsteeksels hebben.

 

Grote en kleine zeedieren

Je zou het misschien niet verwachten van onze Noordzee, maar ook in deze zee komen we steeds meer spectaculaire grote zeedieren zoals haaien en walvissen tegen. In de Noordzee zwemmen voornamelijk kleine haaiensoorten die niet gevaarlijk zijn voor mensen.

In de Noordzee leven ook de stekelrol, de hondshaai en de doornhaai. Deze dieren leggen eieren, deze zitten in eikapsels. Die kun je vaak op het strand vinden.

In oktober 2011 is er een reuzenhaai gezien in de Noordzee. Het ging om een jong dier van ongeveer 3 meter lang. De reuzenhaai kan wel 6 tot 9 meter lang worden.

De dwergvinvis is de meest voorkomende walvis in de Noordzee. Ze leven vaak in wateren die minder diep dan 200 meter zijn. De Noordzee is daarom bijzonder geschikt. Voor de Nederlandse kust worden ze niet vaak gezien omdat ze meer in het midden van de Noordzee en voor de Engelse kust zwemmen.

Dolfijnen

Dolfijnen zijn de kleine soorten onder de tandwalvissen. Bruinvissen komen veel voor in de Waddenzee en Noordzee en sinds kort ook in de Oosterschelde. Het gaat steeds beter met de dieren in onze omgeving.

Zeehond of robben

Zeehonden of robben (vinpotigen) vormen een familie van zeezoogdieren. Ze behoren tot de roofdieren. Zeehonden in Nederland komen het meest voor in de Waddenzee, verder onder andere in de Ooster- en Westerschelde.

Gewone zeehonden worden van mei tot juli geboren. De drachtige vrouwtjes zoeken voor de bevalling een geschikte zandbank op. Er wordt één jong per keer geboren. De jongen worden vaak tijdens eb op een drooggevallen zandbank geboren. Een paar uur later staat de zandbank alweer onder water. De jongen moeten dus direct na de geboorte kunnen zwemmen. De zoogperiode duurt 3 tot 6 weken. Als een moeder tijdens het zogen gestoord wordt, vlucht ze het water in. Als het jong niet mee kan komen, begint het hard te huilen. Deze verlaten diertjes worden dan ook huilers genoemd. Na de zoogtijd verliest de moeder haar aandacht voor het jong. Het jong zal nu voor zichzelf moeten zorgen en gaat proberen kleine visjes en garnalen te vangen. In het begin lukt dit nog niet altijd even goed en de jongen hebben dan de vetreserves van de extra vette (40%) moedermelk hard nodig.

Pasgeboren zeehondje drinkt bij moeder.

In de Waddenzee hebben de zeehonden zich helemaal aangepast aan het eb en vloed ritme. Met eb liggen de zeehonden vaak te zonnen en als met vloed het water weer binnen stroomt komt ook het voedsel weer binnen. Belangrijke eisen voor de rustgebieden van gewone zeehonden zijn de afwezigheid van menselijke verstoring en de toegang tot diepere wateren.

Zeevogels in Nederland:

In de Benelux broeden verscheidene soorten zeevogels. Dit zijn hoofdzakelijk sterns en meeuwen. Rond de Waddenzee broeden de grote stern, noordse stern, zilvermeeuw, kokmeeuw en kleine mantelmeeuw. In Zeeland is de aanwezigheid van een grote kolonie zwartkopmeeuwen opvallend. Aalscholvers komen ook algemeen voor, maar zijn hier niet zo sterk aan zee gebonden als in andere streken.

Zwartkopmeeuw

Verscheidene soorten die in andere landen broeden, kunnen in het voor of najaar tijdens de trek worden waargenomen. Ook na een zware storm zijn er vaak meer zeevogelwaarnemingen dan anders. Bekende doortrekkers langs de kust zijn onder andere de vorkstaartmeeuw en noordse pijlstormvogel. Jan-van-genten broeden op grote kolonies in buurlanden en zijn soms voor de kust te zien als ze foerageren.

Noordse stern broedt in Nederland op Griend en overwintert in Antarctica.
Aalscholver

De aalscholver is 80 tot 100 cm lang en heeft een spanwijdte van 121 tot 149 cm. De vogel is vrijwel geheel zwart, maar met een opvallende witte wang en een gele plek op de plaats van de aanhechting van de bek. De snavel is lang en voorzien van een haakvormige punt. De aalscholver heeft zwemvliezen tussen de voortenen en kan dus zwemmen en hij vangt vis door te duiken.

Zijn voedsel bestaat uit levende vis, zoals voorn, baars, snoekbaars en paling. Hij eet dagelijks zeker 500 gram vis. Dit kan in de broedtijd oplopen tot 1000 gram per vogel als zij de zorg hebben voor een nest met drie half volgroeide jongen.

Vogels op het Strand bij Callantsoog.

(Badplaats gelegen in de kop van Noord-Holland aan de Noordzee)

Op het strand zie je allerlei strand-, zee- en trekvogels. Er zijn altijd wel (groepen) meeuwen die alles wat verteerbaar is wegschrokken. De jonge meeuwen hebben de eerste jaren een bruinachtig verenpak en krijgen na enkele jaren hun volwassen verenpak.

Langs de vloedlijn zie je vaak de snelle strandlopertjes. En boven de duinrand gaan in voor- en najaar de trekvogels in groepen of alleen. Met name door de aanwezigheid van het zwanenwater zijn er veel bijzondere vogelsoorten te zien in en rond Callantsoog.

Drieteenstrandloper

De Kleine- en Grote mantelmeeuw lijken nogal op elkaar, zij het dat de laatste groter is, maar dat zie je niet altijd even duidelijk. Wel duidelijk is de pootkleur. De Kleine mantelmeeuw heeft gele, en de Grote mantelmeeuw roze poten.

Kleine mantelmeeuw

Het visdiefje zul je veel zien. Het is namelijk dat vogeltje wat zich van 10 meter hoogte met de snavel naar voren het water in duikt om vaak met een klein jong visje weer naar boven te komen.

Visdief, klaar voor zijn maaltijd.

De Stormmeeuw lijkt veel op een Zilvermeeuw maar is te herkennen aan zijn wel heel aparte snavel. Stormvogels leven op zee en komen alleen maar aan land om te broeden. Hun voedsel halen ze ook uit zee. Hierdoor krijgen ze veel zout binnen. De neusgaten op de snavel zijn in de vorm van een buis verlengd, waardoor ze dit overtollige zout weer afscheiden. De punt van de snavel is sterk gebogen. Daardoor lijkt het alsof de snavel uit drie delen bestaat. De kromme haak vooraan, de zoutbuis bovenop en de eigenlijke snavel.

Het meest opvallende strandlopertje is de Drieteen strandloper. Drieteentjes lopen altijd druk net op de grens van droog en nat op zoek naar voedsel. Ze zijn gemakkelijk herkenbaar aan de voorovergebogen houding en de donkere schoudervlek.

Drieteenstrandloper

De Jan van Gent is een zeldzame verschijning op het strand, maar toch na een storm zie je ze wel eens. Soms zitten ze uitgeput tegen de duinrand. Pas op met aanraken, want ze hebben een lange scherpe snavel die langer is dan je arm.