De Alpaca

  • AFDRUKKEN
  • VERSTUREN

De Alpaca

Hoe ziet een alpaca eruit?

Alpaca’s zijn bijzondere dieren die oorspronkelijk uit Zuid-Amerika komen. Ze lijken een beetje op lama’s, maar zijn kleiner en hebben een zachtere vacht. Veel mensen vinden alpaca’s schattig en rustig, maar ze kunnen ook pittig zijn.

Alpaca’s hebben een lange nek, een wollige vacht en spitse, rechtopstaande oren. Ze kunnen eruitzien als een teddybeer of juist als een dier met lange dreadlocks. Dat komt doordat er twee soorten zijn. De Huacaya, deze heeft een zachte, pluizige vacht (net een knuffel!) en de Suri, deze heeft lange, glanzende vacht in slierten

Alpaca’s hebben vaak grote, donkere ogen. Sommige hebben blauwe ogen. De staart hangt meestal ontspannen naar beneden.

Alpaca’s zijn er in meer dan 20 kleuren. Denk aan wit, zwart, bruin, grijs of gemengd.

Een mannetjes-alpaca noem je een macho, een vrouwtje heet een hembra, en een baby-alpaca noem je een cria.

Wat voor geluid maakt een alpaca?

Alpaca’s hummen. Dat klinkt als een zacht, zoemend geluid. Ze doen dit als ze blij zijn, maar ook als ze zich zorgen maken. Ze kunnen ook spugen als ze boos zijn of als ze een ander dier weg willen jagen. En als ze schrikken, kunnen ze zelfs een soort krijs laten horen om anderen te waarschuwen.

Alpaca’s leven in groepen en hebben een duidelijke rangorde. Ze laten elkaar weten wie de baas is – soms dus met een spuug.

Alpaca’s op de boerderij

Alpaca’s worden vooral gehouden voor hun wol. Die wol is zacht, warm en wordt gebruikt om kleding of dekens van te maken. Mensen kunnen de wol zelf spinnen, of het verkopen aan bedrijven die er garen van maken om mee te haken of breien.

Sommige mensen houden ook alpaca’s omdat ze mooie, rustige dieren zijn. Ze worden soms zelfs gebruikt voor wandelingen of therapie.

Alpaca’s leven in een wei of op een boerderij. Ze moeten buiten kunnen grazen, maar hebben ook een stal of afdak nodig voor bescherming tegen regen, wind en felle zon. Ze kunnen goed tegen kou en warmte, maar ze houden niet van nat worden.

Een babyalpaca heet een cria. Die blijft meestal een jaar bij de moeder. Soms worden ze al na een half jaar bij de moeder weggehaald. Dan is het belangrijk dat ze niet alleen zijn, maar bij een andere volwassen alpaca kunnen blijven. Zo leren ze hoe ze zich moeten gedragen in de groep.

In Zuid-Amerika worden alpaca’s soms ook gehouden voor hun vlees. In Nederland gebeurt dat bijna niet, hier worden ze vooral gehouden voor hun wol of als hobbydier.

Wat is er bijzonder aan alpaca’s?

Alpaca’s kunnen heel snel rennen, wel tot 55 kilometer per uur
Ze hebben drie magen. Het zijn dus herkauwers, dat betekent dat ze hun eten opnieuw kauwen.
Alpaca’s zijn herbivoren. Ze eten dus alleen planten. Hun favoriete eten is gras, maar ze eten ook hooi, stengels en soms zelfs een beetje schors. Ze hebben de hele dag door kleine beetjes eten nodig en drinken veel water.
Alpaca’s komen van oorsprong uit het Andesgebergte in Zuid-Amerika, zoals in Peru en Bolivia. Daar leven ze al duizenden jaren samen met mensen. Ze zijn familie van de vicuña, een wilde diersoort die nu beschermd is.