De eerste kamer
De Eerste Kamer
De belangrijkste taak van de Eerste Kamer is het goedkeuren of verwerpen van wetsvoorstellen. Daarnaast heeft de Eerste Kamer de taak om de regering te controleren.
De leden van de Eerste Kamer worden indirect, ofwel 'getrapt', gekozen. Dat gebeurt door de leden van de provinciale staten. De provinciale statenleden worden op hun beurt door de Nederlandse bevolking gekozen.
Wetgeving
De wetgevende taak van de Eerste Kamer houdt in dat deze Kamer wetsvoorstellen die de Tweede Kamer heeft aangenomen, ook moet goedkeuren. Pas daarna kan een wetsvoorstel ook werkelijk een wet worden. De Eerste Kamer kan geen wijzigingen aanbrengen in een wetsvoorstel, maar een voorstel alleen goedkeuren of verwerpen. De Eerste Kamer mag de regering ook controleren, maar maakt daar niet zo vaak gebruik van.
Taken en rechten van het parlement
De Tweede Kamer heeft twee hoofdtaken: de regering controleren en wetten maken. De belangrijkste taak van de Eerste Kamer is de wetsvoorstellen beoordelen die de Tweede Kamer heeft goedgekeurd.
In het parlement zitten alle volksvertegenwoordigers , die in de tweede kamer zitten. Dit zijn de mensen van de diverse politieke partijen, die tijdens de verkiezingen gekozen zijn door de inwoners van Nederland.
Men noemt het parlement een “hoogst verkozen beraadslagen orgaan” dit betekend dat zij over allerlei onderwerpen vergaderen om tot een besluit, een wet, te komen. Zij zijn dus een spil tussen de mensen in Nederland en het politieke systeem waarin zij vergaderen over wetsvoorstellen die de regering doet. Ook controleren zij of de regering zich wel echt aan de (rijks)begroting houd, dit doen zij samen met de Algemene Rekenkamer.
Het kabinet
De minister-president, de ministers en de staatssecretarissen samen vormen het kabinet. De minister-president is de leider van het kabinet en hij zit iedere week de ministerraad voor. Het kabinet maakt het beleid en is er verantwoordelijk voor.
Coalitie versus oppositie
De partijen die deelnemen aan de regering heten de coalitiepartijen. De partijen die niet in de regering zitten zijn de oppositiepartijen. Zij staan als het ware tegenover de regerings- of coalitiepartijen.
Bron: Kinderpleinen, Tweede Kamer der Staten-Generaal